De dochter van Herodias kwam binnen om voor Herodes en zijn gasten te dansen, wat bij hen erg in de smaak viel. De koning zei tegen het meisje:
‘vraag me wat je maar wilt, en ik zal het je geven.’ En hij bezwoer haar:
‘Wat je ook vraagt, ik zal het je geven, al was het de helft van mijn koninkrijk!’ Ze ging naar haar moeder en vroeg:
‘Wat zal ik vragen?’ Haar moeder zei:
‘Het hoofd van Johannes de Doper.’ Haastig ging ze weer naar binnen, stapte recht op de koning af en zei tegen hem:
‘Ik wil dat u me nu meteen op een schaal het hoofd van Johannes de Doper geeft.’ Deze vraag bedroefde de koning zeer, maar hij wilde het haar niet weigeren omdat hij in het bijzijn van zijn gasten een eed had gezworen. Hij stuurde iemand van zijn garde weg met het bevel hem het hoofd te brengen. De soldaat ging naar de gevangenis en onthoofdde Johannes. Hij bracht het hoofd binnen op een schaal en gaf het aan het meisje, en zij gaf het aan haar moeder. Toen zijn leerlingen hiervan hoorden, gingen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.